https://www.thelivemirror.com/history-prostitution-india/

In de Indiase mythologie zijn er veel verwijzingen naar hemelse halfgoden die als prostituees optreden.

Deze APSARAS of hemelse nimfen vermaakten godheden en gasten aan het hof van Heer Indra, de Heer van de hindoegoden. In navolging van dit ‘systeem van hemelse rechtbanken’ ontwikkelden Indiase heersers wat ‘gastprostitutie’ wordt genoemd: goedgetrainde vrouwen die koningen als blijk van vriendschap werden gegeven. Ze werden ook gegeven als losgeld aan de overwinnaar om afstand te doen van zijn meest geliefde prostituee.

In sommige delen van het oude India streden vrouwen om de titel van NAGARVADHU of “bruid van de stad”. Prostituees (ganika) mochten sieraden, meubels en ander gereedschap van hun vak kopen. Ze oefenden hun activiteiten uit in openbare instellingen.

De ‘rupajiva’s’ waren prostituees die leefden van hun schoonheid en onafhankelijk waren. De ‘pumsachali’ waren prostituees die concubines werden.

Als ze in een openbare instelling werkten, moesten ze verantwoording afleggen aan de Chief Controller of Entertainers. De ‘Chief Controller of Entertainers’ had de leiding over bordelen en prostituees, maar ook over entertainers zoals acteurs, dansers, muzikanten, verhalenvertellers, acrobaten, enz. Als het leger op expeditie ging, gingen er ook courtisanes mee. Ze kregen plaatsen toegewezen in het kamp, langs de wegen.

Courtisanes zorgden niet alleen voor seksueel genot, maar vermaakten zich ook met zang en dans. Religieuze prostituees waren verbonden aan de tempels. Heilige prostituees werden gemeengoed. In het zuiden van India stonden ze bekend als DEVADASI. Devadasi betekent letterlijk god-dienaren (deva betekent god en dasi betekent vrouwelijke dienaar).