Nāyikā (नायिका) verwijst naar de “heldin” in een dramatische voorstelling, zoals gebruikt binnen de klassieke traditie van Indiase dans en performance, ook wel bekend als Bharatanatyam.—In de weergave van een stemming of gevoel neemt een dansvoorstelling of een dramatische voorstelling het medium van de held (nāyaka) en de heldin (nāyikā).
Heel vaak kan de rol van de held die van goden of goddelijke persoonlijkheden zijn en de rol van de heldin kan die van godinnen of toegewijden van de goden en de godinnen zijn. In een solo-dansrecital verbeeldt een individuele danser de rollen van zowel de held (nāyaka) als de heldin (nāyikā) en alle personages die in het lied aanwezig zijn, worden ook door het individu uitgebeeld door zijn/haar gebaren, acties, emoties en het lied.
In een dansvoorstelling spelen de heldinnen (nāyikā’s) een cruciale rol. De meeste liedjes zijn gecomponeerd alsof de heldin haar gevoelens voor de held uitdrukt. Er is dus veel ruimte voor de danser om zijn/haar talenten tentoon te spreiden door de verschillende classificaties van de nayika voor de geest te halen.
De nāyikā’s (heldinnen) worden over het algemeen in drie typen ingedeeld:
Svakīya of Svīya,
Parakiya of Anya,
Sāmānya of Sādhāraṇa.
De heldinnen worden weer ingedeeld in drie typen, afhankelijk van de personages in een lied of het toneelstuk. Dit zijn:
(1) Uttama (de superieure),
(2) Madhyama (de middelmatige) en
(3) Adhama (de inferieure).
De classificaties van de heldinnen zijn gebaseerd op hun volwassenheid, hun relatie met de helden, hun karakter en hun verschillende emotionele toestanden. Wanneer een dans wordt gechoreografeerd, is het eerste dat in je opkomt welk type nayikā in het lied aanwezig is, of ze nu getrouwd of ongehuwd is. Het volgende punt dat in je opkomt is wat de emotionele toestand van de nayikā is en, afhankelijk daarvan, wordt het type nayikā bepaald voor de choreografie.