Atman is een kernconcept in het Hindoeïsme en bepaalde filosofische stromingen. Het verwijst naar het eeuwige, onveranderlijke en goddelijke zelf, de innerlijke essentie van individuen. Atman wordt gezien als een ondeelbaar en tijdloos aspect van het universum, dat transcendeert over fysieke vormen en sterfelijkheid. Dit concept benadrukt de eenheid van alle wezens en de verbinding tussen het individuele zelf (Atman) en het universele bewustzijn (Brahman). Het begrijpen van Atman is cruciaal voor spirituele groei en het streven naar bevrijding (moksha) uit de cyclus van wedergeboorte (samsara).
In het boeddhisme verwijst “Anatta” (of “Anatman”) naar het concept van ‘niet-zelf’ of het ontbreken van een permanent, onveranderlijk zelf. Volgens het boeddhisme is er geen onveranderlijk, eeuwig en autonoom zelf binnen het individu. In plaats daarvan bestaat het zelf uit een samenspel van fysieke en mentale elementen die voortdurend veranderen. Het idee van Anatta benadrukt de vergankelijkheid en onderlinge afhankelijkheid van alle fenomenen en moedigt aan om te zien dat het vasthouden aan een idee van een vast zelf tot lijden kan leiden. Het bereiken van verlichting (Nirvana) houdt in dat men de illusie van een vast zelf doorbreekt en de ware aard van de realiteit begrijpt.
Kort samengevat, terwijl het hindoeïsme het concept van Atman benadrukt als een individuele, onveranderlijke ziel die uiteindelijk één wordt met het universele, benadrukt het boeddhisme het concept van Anatta, waarin het idee van een permanent zelf wordt betwist en de nadruk ligt op de vergankelijkheid en interafhankelijkheid van alle dingen.