Moksha is een belangrijk concept binnen het hindoeïsme, het boeddhisme en het jaïnisme. In het algemeen verwijst het naar bevrijding, verlossing of verlichting uit de cyclus van geboorte en dood (samsara) en het bereiken van ultieme spirituele vrijheid.
In het hindoeïsme wordt Moksha beschouwd als het uiteindelijke doel van het menselijk leven. Het is het punt waarop de ziel (atman) bevrijd wordt van de kringloop van wedergeboorte (reïncarnatie) en versmelt met het universele goddelijke principe, Brahman. Het betekent het bereiken van een staat van opperste kennis, gelukzaligheid en bevrijding van het lijden. Moksha wordt vaak gezien als het hoogste spirituele doel dat iemand kan bereiken.
Het pad naar Moksha in het hindoeïsme omvat doorgaans een combinatie van spirituele disciplines, devotionele praktijken, zelfbeheersing en kennisverwerving. Er zijn verschillende paden (marga’s) naar Moksha, waaronder het pad van kennis (Jnana Yoga), het pad van devotie (Bhakti Yoga), het pad van handeling (Karma Yoga) en het pad van meditatie (Raja Yoga).
In het boeddhisme verwijst Moksha naar Nirvana, wat ook staat voor het bereiken van bevrijding van het lijden en het verlangen dat inherent is aan het cyclische bestaan. Het betekent het bereiken van verlichting en het uitdoven van begeerten en gehechtheden.
In het jaïnisme wordt Moksha gezien als een staat van perfectie waarin de ziel (jiva) wordt bevrijd van karma en eeuwige gelukzaligheid bereikt.
Hoewel de term “Moksha” verschillende namen en interpretaties kan hebben in verschillende religieuze tradities, is het centrale concept van bevrijding en spirituele verlossing een gemeenschappelijk thema in de meeste Indiase filosofieën en religies.