Het woord “pralaya” komt uit het Sanskriet, een oude Indo-Arische taal, en het verwijst naar een concept dat voorkomt in hindoeïstische kosmologie en mythologie. “Pralaya” betekent “vernietiging” of “ontbinding” en verwijst naar de periodieke vernietiging en wedergeboorte van het universum in cyclische tijdperken.
In de hindoeïstische kosmologie wordt aangenomen dat het universum voortdurend evolueert en zich ontwikkelt in cycli die bekendstaan als “kalpa’s.” Een kalpa is een enorm lange tijdsperiode die wordt onderverdeeld in vier fasen:
- Srishti: Dit is de fase van schepping, waarin het universum ontstaat en zich uitbreidt.
- Sthiti: Dit is de fase van bestendigheid, waarin het universum blijft bestaan en zich ontwikkelt.
- Samhara: Dit is de fase van vernietiging, waarin het universum begint te desintegreren en te vernietigen.
- Pralaya: Dit is de fase van totale vernietiging en ontbinding. Tijdens Pralaya worden alle materiële vormen en structuren opgelost, en het universum keert terug naar een toestand van leegte voordat het weer aan een nieuwe cyclus van schepping begint.
Pralaya markeert het einde van een kosmische cyclus en het begin van een nieuwe. Het wordt vaak geassocieerd met mythische verhalen en legendes in de hindoeïstische mythologie, waarin goden en godinnen betrokken zijn bij het proces van schepping en vernietiging.
Het concept van pralaya illustreert het cyclische karakter van de tijd en het universum in het hindoeïsme en andere Indiase religies. Het benadrukt ook de idee van voortdurende verandering, herhaling en evolutie in de kosmos.