De term ‘arisch’ was van oorsprong een taalkundige aanduiding voor een prehistorische Indo-Europese cultuur, die 3500 jaar geleden van Centraal-Azië naar het noorden van India trok. Tot die tijd kende India een geavanceerde Indusbeschaving, maar archeologische vondsten duiden erop dat die rond 1800 v.Chr. ten onder ging.
De arische cultuur benutte het machtsvacuüm om de lokale bevolking in cultureel en taalkundig opzicht te domineren. Vermoedelijk werd het kastenstelsel in die periode door de ariërs ingevoerd om ervoor te zorgen dat zij de hoogste positie in de samenleving hadden.
Schriftelijke bronnen zeggen weinig over de arische cultuur. In sommige Indiase teksten wordt de term ‘arisch’ gebruikt als aanduiding voor moreel juist gedrag. Een ariër was dus een nobele, verheven persoon.
In de 19e eeuw werd het begrip ‘arisch’ van een specifieke prehistorische cultuur uitgebreid naar alle Indo-Europeanen. Die verandering ontstond doordat linguïsten overeenkomsten ontdekten tussen Oudindische en Europese talen en ten onrechte concludeerden dat een speciaal arisch ras uit Noord-Europa heel Centraal-Azië moest hebben onderworpen.