Vishnu is een god die in talloze gedaanten verschijnt.
In karakter is hij doorgaans wat milder en vriendelijker dan Shiva, hoewel ook hij extatische aspecten kent.
Vishnu wordt meestal afgebeeld met een blauwe lichaamskleur en vier armen waarin hij een schelp, een knots, een lotus en een discus draagt. Hij draagt vaak een kroon en een geel kleed. Om zijn hals draagt hij een krans van woudbloemen en diverse sieraden waaronder een juweel dat wensen vervult. Vishnu heeft twee rijdieren, de slang Shesha en de vogel Garuda. De slang dient hem als rustbed terwijl de vogel hem door het universum vervoert. Vishnoe bewaakt de wereld en hij grijpt in als er iets dreigt mis te gaan. Hij verschijnt dan op aarde in de vorm van een incarnatie. De hindoes kennen tien klassieke incarnaties: vis, schildpad, zwijn, de manleeuw Narasimha, dwerg, Rama met de bijl, Rama met de boog, Krishna, boeddha en tenslotte Kalki. De laatste incarnatie van Vishnoe, Kalki, moet nog komen. Hij zal verschijnen als een ruiter op een wit paard met een zwaard dat ‘vlamt als een komeet’. Daarmee zal hij alle demonen vernietigen die de wereld bedreigen. De populairste incarnaties van Vishnoe zijn Krishna en Rama met de boog, de held van de Ramayana. Krishna komt zelf weer in tal van verschillende verhalen en situaties voor en is vooral populair in zijn verschijning als jonge koeherder. Hij beleeft talloze avontuurtjes met de herderinnetjes van het dorp waar hij woont. Later is hij ook een groot religieus leraar geworden en hij verwoordt zijn boodschap aan de mensheid in de Bhagavad Gita, een belangrijke filosofische tekst, die centraal staat in de Mahabharata