Paul-Marie Verlaine was een Franse dichter geassocieerd met de symbolistische beweging en de decadente beweging.
Hij wordt beschouwd als een van de grootste vertegenwoordigers van het fin de siècle in de internationale en Franse poëzie.
Verlaine, geboren in Metz, volgde zijn opleiding aan het Lycée Impérial Bonaparte (nu het Lycée Condorcet) in Parijs en nam daarna een ambt in de ambtenarij.
Hij begon al op jonge leeftijd met het schrijven van poëzie en werd aanvankelijk beïnvloed door de Parnassien-beweging en haar leider, Leconte de Lisle.
Verlaine’s eerste gepubliceerde gedicht werd in 1863 gepubliceerd in La Revue du progress, een publicatie opgericht door de dichter Louis-Xavier de Ricard. Verlaine was een frequenter van de salon van de markiezin de Ricard (de moeder van Louis-Xavier de Ricard) op de Boulevard des Batignolles 10 en andere sociale gelegenheden, waar hij aanschurkte tegen de prominente artistieke figuren van de dag: Anatole France, Emmanuel Chabrier , uitvinder-dichter en humorist Charles Cros, de cynische anti-burgerlijke idealist Villiers de l’Isle-Adam, Théodore de Banville, François Coppée, Jose-Maria de Heredia, Leconte de Lisle, Catulle Mendes en anderen.
Paul Verlaine las op 14-jarige leeftijd Baudelaire’s befaamde Les fleurs du mal (De bloemen van het kwaad) en besloot dichter te worden. Hij werd in Metz geboren, verhuisde naar Parijs en kreeg daar een eenvoudig baantje op het gemeentehuis. Naast dit respectabele leven leidde hij een ander bestaan: hij bezocht bordelen en kroegen en leerde de zogeheten Parnassiens kennen, een groep dichters rond Leconte de Lisle. Zij keerden zich af van de emotionele poëzie (Lamartine, Musset) en schreven onder het adagium l’art pour l’art onpersoonlijke maar sterk visuele gedichten, geïnspireerd door de klassieke oudheid en exotische streken. De naam ontleende de groep aan het tijdschrift Le Parnasse contemporain, waarin Verlaine gedichten publiceerde toen hij 22 was, in 1866. Zijn bohémien-leven stond steeds meer in het teken van zijn verslaving aan absint, een heldergroene, alcoholrijke likeur d
Mathilde Mauté werd de vrouw van Verlaine in 1870. Bij de proclamatie van de Derde Republiek in hetzelfde jaar trad Verlaine toe tot het 160e bataljon van de Garde nationale en werd op 18 maart 1871 Communard.
Verlaine werd hoofd van het persbureau van het Centraal Comité van de Commune van Parijs. Verlaine ontsnapte aan de dodelijke straatgevechten die bekend staan als de Bloedige Week, of Sanglante Week, en dook onder in Pas-de-Calais.
Paul Verlaine is vooral een dichter: zijn werk biedt minder dan tien korte bundels die tussen 1866 en 1890 werden gepubliceerd, maar de gedichten werden grotendeels vóór 1880 geschreven, dat wil zeggen tussen de 22 en 35 jaar oud. . Zijn latere teksten zijn zeer ongelijk en vaak alimentair van karakter. Vooral vanwege de muzikaliteit van zijn verzen werd Verlaine door Paul Valéry beschreven als een dichter van de stem.
Dichter van vertrouwen, muzikaliteit en suggestie, Verlaine had verweten kunnen worden dat hij zich schikte naar de melancholie van een ongelukkig man (Arme Lelian zegt hij over hem, ik verloor mijn leven, concludeert hij in Parallel (Reverence to speak, I) and zijn decadente loomheid, en we hebben ook kritiek kunnen leveren op de ‘zachtheid’ ervan.
Niettemin vormt deze stem waarvan we het gemompel behouden, een van de belangrijke vormen van poëtische vernieuwing in het laatste derde deel van de negentiende eeuw en zijn invloed zal groot zijn, door de symbolisten zoals Jean Moréas en de decadenten, en de dichter zal vele erfgenamen hebben zoals Guillaume Apollinaire die volgens Michel Décaudin “de hand uitsteekt naar Verlaine” alvorens zich open te stellen voor andere moderniteiten.
Chansons d'Automne
| HerfstliedDoor lange snikken |
Poems Saturniens
SATURNISCHE GEDICHTEN
De wijzen van weleer, die deze zeker waard waren,
Geloofd, en dit is een nog onduidelijk punt,
Lees geluk en rampen in de hemel,
En dat elke ziel verbonden was met een van de sterren.
(We hebben veel gelachen, zonder dat vaak te denken)
Lachen is even belachelijk als teleurstellend,
Deze uitleg van het nachtelijke mysterie.)
Nu degenen die zijn geboren onder het teken SATURN,
Beestenplaneet, geliefd bij necromancers
Hebben onder alle, volgens oude grimoires,
Een flinke portie ongeluk en een flinke portie gal.
De verbeelding, bezorgd en dom,
Komt om in hen de inspanning van de Rede teniet te doen.
In hun aderen, het bloed, subtiel als een gif,
Brandend als lava, en zeldzaam, rollen en rollen
Door hun droevige, instortende Ideaal te sissen.
Zo moeten de Saturniërs lijden en zo
Sterven, - ervan uitgaande dat we sterfelijk zijn. -
Hun levensplan wordt lijn voor lijn getekend
Door de logica van een kwaadaardige invloed.
PV
Fêtes Galantes
Fêtes galantes
Paul Verlaine las op 14-jarige leeftijd Baudelaire’s befaamde Les fleurs du mal (De bloemen van het kwaad) en besloot dichter te worden. Hij werd in Metz geboren, verhuisde naar Parijs en kreeg daar een eenvoudig baantje op het gemeentehuis. Naast dit respectabele leven leidde hij een ander bestaan: hij bezocht bordelen en kroegen en leerde de zogeheten Parnassiens kennen, een groep dichters rond Leconte de Lisle. Zij keerden zich af van de emotionele poëzie (Lamartine, Musset) en schreven onder het adagium l’art pour l’art onpersoonlijke maar sterk visuele gedichten, geïnspireerd door de klassieke oudheid en exotische streken. De naam ontleende de groep aan het tijdschrift Le Parnasse contemporain, waarin Verlaine gedichten publiceerde toen hij 22 was, in 1866. Zijn bohémien-leven stond steeds meer in het teken van zijn verslaving aan absint, een heldergroene, alcoholrijke likeur die onder decadente dichters in de mode kwam als 'de groene fee'.