In de fabel “De Krekel en de Mier” van Jean de La Fontaine heeft de krekel de hele zomer vrolijk gezongen en geen voedsel verzameld. Wanneer de winter komt, heeft hij niets meer te eten en vraagt hij de mier om hulp. De mier, die hard heeft gewerkt om een voorraad aan te leggen, weigert de krekel te helpen en zegt dat hij in de zomer had moeten werken in plaats van alleen te zingen.

De KREKEL en de MIER

De krekel sjirpte dag en nacht, zo lang het zomer was,
Wijl buurvrouw mier bedrijvig op en neer kroop door ’t gras 

“Ik vrolijk je wat op,” zei hij. “Kom, luister naar mijn lied.”
Zij schudde nijdig met haar kop: “Een mier die luiert niet!”

Toen na een tijd de vrieswind kwam, hield onze krekel op.
Geen larfje of geen sprietje meer: droef schudde hij zijn kop. 

Doorkoud en hongerig kroop hij naar ’t warme mierennest.
“Ach, juffrouw mier, geef alsjeblieft wat eten voor de rest
Van deze barre winter. Ik betaal met rente terug,
Nog vóór augustus, krekelwoord en zweren doe ‘k niet vlug!” 

“Je weet dat ik aan niemand leen,”
Zei buurvrouw mier toen heel gemeen.
“Wat deed je toen de zon nog straalde
En ik mijn voorraad binnenhaalde?” 
“Ik zong voor jou,” zei zacht de krekel. 

“Daaraan heb ik als mier een hekel! 
Toen zong je en nu ben je arm.
Dus dans nu maar, dan krijg je ’t warm!”

Wie leeft van kunst gaat door voor gek.
Vaak lijdt hij honger en gebrek.


MORAAL:

De moraal van de fabel “De Krekel en de Mier” van Jean de La Fontaine is dat hard werken en vooruitdenken essentieel zijn om te overleven en voorspoed te hebben in tijden van nood.
In de fabel besteedt de Krekel de zomer aan zingen en plezier maken, zonder zich voor te bereiden op de winter. De Mier daarentegen werkt hard en verzamelt voedsel om de winter door te komen. Wanneer de winter aanbreekt, heeft de Krekel niets en vraagt hij de Mier om hulp. De Mier weigert, wijzend op het feit dat de Krekel had moeten werken in plaats van de hele zomer te feesten.