Centraal in het taoïstische wereldbeeld en de praktijk staat qi (chi). Letterlijk betekent het woord qi “adem”, “lucht” of “gas, maar figuurlijk is qi levenskracht – dat wat de vormen van de wereld bezielt. Het is de vibrerende aard van fenomenen – de stroming en trillingen die continu plaatsvinden op moleculaire, atomaire en subatomaire niveaus.
Dit principe van een drijvende levenskracht is natuurlijk gebruikelijk in veel culturen en religieuze tradities. In Japan wordt het ‘ki’ genoemd en in India ‘prana’ of ‘shakti’. De oude Egyptenaren noemden het ‘ka’ en de oude Grieken ‘pneuma’. Voor indianen is het de ‘Grote Geest’ en voor christenen de ‘Heilige Geest’. In Afrika staat het bekend als ‘ashe’ en in Hawaï als ‘ha’ of ‘mana’.
In China is het begrip van qi inherent aan de taal zelf. De letterlijke vertaling van het Chinese karakter dat ‘gezondheid’ betekent, is bijvoorbeeld ‘oorspronkelijke qi’. De letterlijke vertaling van het karakter voor ‘vitaliteit’ is ‘hoogwaardige qi’. De letterlijke vertaling van het karakter dat ‘vriendelijk’ betekent, is ‘vreedzame qi’.